Voorgeschiedenis G.P. van Rijn
Onderstaande tekst is geschreven door John van Rijn, een zoon van G.P. van Rijn.
Gerardus Petrus van Rijn was in de jaren zestig werkzaam als vlechter en betontimmerman bij een aannemersbedrijf in Vinkeveen.
Destijds werden de bekistingsdelen bij het gieten van betonnen wanden door middel van rubber conussen bij elkaar gehouden. Bij het uitharden en verwijderen van de betonbekisting, kon men met behulp van een sleutel de rubberconus uit de wand draaien. Hierdoor ontstond een conisch gat die men opruwde en vulde met een betonmortel.
Deze arbeidsintensieve handeling die door G.P. van Rijn werd uitgevoerd, heeft hem het idee gebracht om een betonnen conus te ontwikkelen. De, op zich unieke uitvinding, waarbij de conus voorzien was van een betondekking en als verloren stuk moest worden beschouwd, zorgde voor een enorme tijdsbesparing. Na het verwijderen van de bekisting hoefde alleen het kleine pas gat van de draadstang te worden afgevuld met mortel..
De eerste, in zijn schuurtje vervaardigde betonnen conussen voorzien van metrische draad, heeft hij in 1964 op een onopvallende plek in de bekisting van een in aanbouw zijnde waterzuiveringsinstallatie aangebracht om zijn vinding te beproeven.
Deze centering, die tevens over een volledige waterdichtheid beschikte , voldeed aan alle verwachtingen. Daarna diende hij een patentaanvraag in waarna, na vele onderzoeken, octrooi werd verleend als zijnde een nieuwe uitvinding. Toen werd de productie in eigen fabriek in gang gezet onder de naam Rijnco.
Al snel kreeg de productie een grote vlucht, en hebben vele bouw- en handelsondernemingen van deze gepatenteerde betonnen afstandhouders gebruik mogen maken. Zelfs nu wordt het product nog steeds gebruikt en zien veel mensen het gebruiksgemak van het product.